In de LNVH-monitor van 2021 werd nog de mijlpaal gevierd dat 1 op de 4 hoogleraren vrouw was (25,7 %). Een jaar later blijkt het percentage vrouwelijke hoogleraren aan Nederlandse universiteiten maar met 1,0 procentpunt gegroeid naar 26,7%. In 2022 dus ‘geen mijlpalen, maar alarmbellen’, schrijft het LNVH bij de presentatie van de monitor 2022. In dit tempo duurt het nog tot 2041 voordat er onder hoogleraren een evenredige man-vrouwverdeling is bereikt.

Het LNVH vraagt de sector daarom opnieuw te focussen op het behoud van vrouwelijke wetenschappelijk talent en werk te blijven maken van een veilig en inclusief academisch werkklimaat. Want dat is volgens het netwerk een voorwaarde om te komen tot een evenredige verdeling van mannen en vrouwen in de wetenschap.

Verschil universiteiten en umc’s

Vorig jaar waren er vier universiteiten met meer dan 30% vrouwelijke hoogleraren. Dit jaar zijn dat er nog maar drie: de Open Universiteit, de Universiteit Maastricht en de Universiteit Leiden. De Technische Universiteit Delft heeft met 17,7% het laagste aandeel vrouwelijke hoogleraren van alle universiteiten. Ook is het de enige universiteit die de grens van 20% vrouwelijke hoogleraren nog niet heeft bereikt.

Bij de umc’s is het aandeel vrouwelijke hoogleraren iets meer gegroeid dan aan de universiteiten: 1,7 procentpunt. In 2021 bedroeg het percentage vrouwelijke hoogleraren bij de umc’s 28,0% en in 2022 is dat 29,7%. Drie umc’s hebben inmiddels meer dan 30% vrouwelijke hoogleraren: het VUmc, het UMCG en het UMCU. Het ErasmusMC scoort het laagst met 24,2% vrouwelijke hoogleraren.

Bestuur en toezicht  

In de Colleges van Bestuur van de universiteiten nam het percentage vrouwen toe van 40% naar 42,5% en in de Raden van Toezicht daalde het aandeel vrouwen licht naar 47,8. Bij de umc’s daalde het aandeel vrouwen onder de leden van de Raden van Bestuur flink naar 40%. In de Raden van Toezicht van de umc’s is dit jaar precies 50% vrouw.

Onderwijs

Het percentage vrouwelijke decanen aan de Nederlandse universiteiten is met maar liefst 9,6 gestegen naar 29,7%. Bijna 1 op de 3 decanen is nu vrouw. Ook het aandeel vrouwen onder de directeuren van onderwijsinstituten steeg aanzienlijk, van 43% naar 53,5%. Nu is 1 op de 4 directeuren een vrouw.

Verschillen per functiecategorie en per type contract

Voor de universiteiten geldt: hoe hoger de functiecategorie, hoe lager het aandeel vrouwen.
Het aandeel vrouwelijke universitair docenten aan universiteiten nam met een magere 0,9 procentpunt toe en is met 44,5% gelijk aan het aandeel vrouwelijke promovendi. Het percentage vrouwelijke universitair hoofddocenten steeg daarentegen met 2% naar 32,4%.

In alle functiecategorieën hebben vrouwelijke wetenschappers vaker een tijdelijk contract dan hun mannelijke collega’s. Bij de universitair docenten is het grootste verschil te zien: 32,8% van de vrouwen in die functie heeft een tijdelijk contract tegenover 28,4% van de mannen. Ook hebben vrouwelijke wetenschappers in bijna alle functiecategorieën gemiddeld een net iets kleinere contractomvang dan hun mannelijke collega’s. Behalve de vrouwelijke hoogleraren, die hebben met 0,88 fte gemiddeld juist een grotere contractomvang dan de mannen met 0,85 fte.

Over de LNVH-monitor

Eens per jaar brengt het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren uit. De Monitor geeft inzicht in de actuele man-vrouwverdeling in de wetenschap en de percentages vrouwelijke wetenschappers en bestuurders aan de Nederlandse universiteiten, universitair medische centra en in andere wetenschappelijke organisaties. SoFoKleS levert jaarlijks een financiële bijdrage aan de LNVH-monitor om blijvende aandacht voor diversiteit en gelijkheid binnen universiteiten te stimuleren.

 

Deze website gebruikt cookies om je de beste ervaring te kunnen aanbieden. Accepteer de cookies door op 'Accepteer cookies' te klikken.